Natuurlijk voer ik als persstrateeg vrijwel dagelijks strijd met individuele journalisten over de inhoud van hun hersenspinsels. En natuurlijk probeer ik ze dan te overtuigen dat ze het toch echt verkeerd zien, dat hun feiten niet kloppen, dat de nuance net iets anders ligt en dat de context ruimer moet worden gezien. Soms hebben zij gelijk, soms heb ik gelijk, vaak ligt de waarheid ergens in het midden. Van beide kanten proberen we ons werk zo goed mogelijk te doen, en dan is het weer tijd voor een volgende dag.
Maar vanuit mijn optiek begrijp ik de worsteling van de journalisten heel goed. Elke dag moet de krant weer vol. Het zou leuk zijn als we – ik noem een willekeurig onderwerp – over de revolutie in Egypte eerst drie weken goed zouden kunnen nadenken voordat we erover publiceren. Dat zou de berichtgeving inhoudelijk absoluut ten goede komen. Het zou meer ruimte bieden voor reflectie, overzicht, the big picture. Feiten zouden gescheiden kunnen worden van fictie, en roddel van achterklap. Maar daarmee zouden we voorbijgaan aan de primaire, cruciale rol van de journalistiek: haar rol als vierde macht in de democratische rechtsstaat. Hoezeer ik daar als persstrateeg ook tegen vecht, als burger geloof ik heilig in het journalistieke adagium ‘it’s more important to get it first than to get it right’. Dat kan voor individuele mensen, bedrijven, organisaties, politici en zelfs voor spindoctors heel vervelend zijn, maar de primaire rol van de journalistiek is het lichten van tegels, om te kijken of zich daaronder geen duistere zaken afspelen.
Het is de taak van de journalistiek om zaken waar rook is op de publieke agenda te zetten, zodat burgers zelf kunnen beoordelen of er ook daadwerkelijk vuur is. Dat de journalistiek hierdoor regelmatig zelf onnodig vuur sticht, of bestaande ‘brandjes’ aanjaagt tot een inferno (zie Moerdijk), is een irritante bijkomstigheid, maar uiteindelijk minder schadelijk voor onze democratie dan als we het andersom zouden hebben georganiseerd. Niemand vindt het leuk om te worden geconfronteerd met negatieve verhalen, en zeker niet als ze ook nog eens gelardeerd zijn met feitelijke onjuistheden. We zijn het er allemaal over eens dat we dat zo veel mogelijk moeten voorkomen – maar op macroniveau gezien is het in landen met een vrije journalistiek voor iedereen stukken beter toeven dan in landen als Rusland, China of Irak.
Als alle journalisten hun verhalen tot achter de komma zouden moeten checken en alle mogelijke afwegingen over nuances en context en wat nog meer zij zouden moeten maken vóór publicatie, dan zou er geen krant meer verschijnen. Nieuws is namelijk nooit af. Nieuws gebeurt nu, vandaag, in het heden. Nieuws, zoals de beroemde uitspraak luidt, is the first draft of history. Het gaat er dus in principe niet om of één journalist het perfecte verhaal maakt, maar of alle journalisten collectief ervoor zorgen dat de controle op de machthebbers goed wordt uitgevoerd. Hiervoor is nooit een perfect systeem uitgevonden. En er zijn, zeker op individueel niveau, altijd kanttekeningen te plaatsen en verbeterpunten te bedenken. Maar totdat iemand een beter systeem uitvindt waarmee onze huidige zekerheden geborgd zijn, blijf ik een aanhanger van de uitspraak van de rechter van het Amerikaanse Hooggerechtshof, Louis Brandeis: Sunlight is the best disinfectant.
De laatste zin van deze column zal de eerste zijn van zijn opvolger.