De vraag is natuurlijk of dat kan, journalistiek zonder emoties. De controle van de macht gaat niet zelden met grote verontwaardiging gepaard – denk aan de malversaties bij Defensie en het vooralsnog lankmoedige optreden van minister Hillen. Ook als de journalist alleen de feiten brengt, zal zijn bericht boosheid oproepen. Vaak zijn daar helemaal geen populistische duiders voor nodig. En als de journalist de verslaggever van objectief slecht nieuws is – bij oorlogen, natuurrampen, ongelukken –, dan zullen kijkers en lezers geschokt zijn en medeleven voelen met de slachtoffers. Denk aan de beelden van de aardbeving en tsunami in Japan. Zonder verbijstering kun je daar niet naar kijken.
De vraag is zelfs of het wenselijk is, journalistiek zónder emoties. Natuurlijk, bij kwaliteitsjournalistiek horen de juiste feiten en verwacht je een zekere neutraliteit in het brengen van het nieuws. Een vette saus van emoties is smakeloos. Maar stel je het omgekeerde voor: journalistiek die niets teweegbrengt. De onderliggende premisse van serieuze journalistiek is dat de gewetensvolle burger begaan is met wat er in de wereld speelt.
Sinds het nieuws van alle uithoeken van de wereld tot ons komt, is die burger de onschuld van het niet-weten verloren. De problemen die zich aan ons alledaagse bewustzijn opdringen zijn allang niet meer lokaal of nationaal, maar globaal – dan hebben we het even niet over de trivia die ook de hele wereld over gaan – en het zijn er, door de 24-uursnieuwsvoorziening, meer dan ooit. Al dat slechte nieuws waarmee we elk uur van de dag worden geconfronteerd, zorgt voor zo veel prikkels dat we lang niet altijd kúnnen voelen. Oorlogen en misstanden die inwisselbaar worden, omdat er zo veel van zijn. En heb je je net met een revolte of ramp verbonden, dan trekt de nieuwskaravaan verder. Op naar de nog nieuwere oorlog, opstand of aardbeving.
De Duitse filosoof Rüdiger Safranski publiceerde een kleine tien jaar geleden het boekje Hoeveel globalisering verdraagt de mens? Het is een prikkelend essay over de keerzijden van het moderne globale bewustzijn. De media zijn volgens hem prothesen van onze waarneming, maar ze hebben die zo ver opgerekt dat wat we zien, zich volledig heeft losgemaakt van ons handelen. We kunnen onze opwinding niet meer in daden omzetten en afvoeren. En terwijl we niet kunnen handelen, nemen de beelden- en informatiestromen alleen maar toe. “Dat kan niet anders,” schrijft Safranski, “aangezien de aanbieders van opwindende prikkels elkaar om het hardst om de schaarse hulpbron ‘aandacht’ bij het publiek beconcurreren. Maar dit publiek, dat inmiddels aan sensaties gewend en verslaafd is, verlangt naar een hogere, in elk geval nieuwe dosis opwinding.”
Dus op naar de nog nieuwere oorlog of misstand.
In de journalistiek is er, kortom, geen gebrek aan het wie, wat, waar, waarom en wanneer. Er is gebrek aan het ‘wat dan?’ en ‘wat nu?’. Hoe gaat het verder als de nieuwskaravaan is verder getrokken? Hoe is het een jaar, hoe is het vier jaar later? Wat is er nog steeds ellendig, wat is ten goede gekeerd, en door wie? Laten journalisten zich vooral bewust zijn van de beperktheid van de nieuwsagenda. Het is heel goed als de journalist niet alleen nieuwe prikkels aandraagt, maar ook pas op de plaats maakt.
De laatste zin van deze column zal de eerste zijn van haar opvolger.