Opinie en de borreltafel zijn niet synoniem aan elkaar, al lijkt dat misschien tegenwoordig vaak zo. Opinievorming en gratuite opinievorming ook niet. Wie analyseert, doet ook aan opinievorming. Een opinie is immers in het beste geval niets anders dan de conclusie van een analyse. De journalist die zichzelf louter ziet als ‘doorgeefluik’ van informatie heeft een te beperkte taakopvatting, en loopt daarnaast het levensgrote gevaar blind te zijn voor zijn eigen aannames, die hij onvermijdelijk heeft. Beter om de kaarten gewoon op tafel te leggen.
Door te grote afstandelijkheid, misschien ook wel een zekere smetvrees, laat de klassieke journalistiek een gat liggen, dat voor een deel is opgevuld door filmmakers. Vorige week ging de belangrijkste journalistieke prijs van Nederland, de Gouden Tegel, naar twee filmmakers die zichzelf helemaal niet als journalisten beschouwen.
Maria Mok en Meral Uslu kregen de prijs voor hun film Longstay, over de bewoners van een tbs-kliniek met een zogeheten ‘longstay’-status, wat in verreweg de meeste gevallen neerkomt op levenslang. De prijs is verdiend, want de makers leggen een wereld bloot die anders volledig gesloten blijft (zeer tegen de zin van het ministerie van Justitie, dat woedend was op de directie van de Pompekliniek die medewerking had verleend).
Maar Mok en Uslu werken inderdaad niet volgens strikt journalistieke normen: ze belichten alleen de leefwereld van de tbs-gestelden en het personeel in de kliniek, ze zijn niet gaan praten met de slachtoffers van de mannen die ze volgen of andere betrokkenen, ze pleegden niet volautomatisch hoor en wederhoor. Ze hebben een film gemaakt vanuit een duidelijk gezichtspunt, waaruit onmiskenbaar mededogen spreekt. Inderdaad, geen journalistiek product in de strikte zin van het woord. Dat is alleszins verdedigbaar: het andere verhaal, waarin tbs-gestelden doorgaans worden afgeschilderd als monsters die worden vertroeteld in te softe instellingen, komt al vaak genoeg aan bod, bij Peter R. de Vries en andere crimefighters.
Mok en Uslu zetten daar een ander beeld tegenover, of tenminste: naast. Dat is nuttig en zinvol. Maar het is de vraag of een meer klassieke journalistieke aanpak ook tot zo’n effectief resultaat zou hebben geleid. Door mechanisch hoor en wederhoor toe te passen, zou de strekking van de film zonder twijfel zijn verwaterd, met als resultaat dat het verhaal niet zou zijn verteld. Journalisten moeten – met behoud van hun journalistieke normen uiteraard – het maatschappelijke strijdperk betreden, en niet erboven blijven zweven. Door de soms te grote afstandelijkheid van de klassieke journalistiek zijn er veel verhalen die onderbelicht blijven.